Krantenbericht: De advocaat die tegen windmolens vecht
16 juli 2020Overschrijding redelijke termijn bij procedures
21 juli 2021In het recht hebben we het dan over het vertrouwensbeginsel. Twee recente uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: ‘de Afdeling’) kleuren een belangrijke uitspraak van de Afdeling over de grens van het vertrouwensbeginsel in.
De Afdeling oordeelde namelijk op 26 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:576) dat ‘Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen.’
Aan de hand van de volgende twee uitspraken van de Afdeling kun je lezen hoe de rechter daar in de praktijk mee om gaat en de conclusie (nog steeds) dat het vertrouwen niet snel gewekt is. Je kunt niet volledig afgaan op hetgeen gezegd is in een oriënterend voorgesprek of geschreven is in een e-mail door de ambtenaar maar als een concrete toezegging kan worden gelezen. Je moet kortom zelf ook goed de zaken (laten) uitzoeken, ook al heb je het idee dat het wel goed zit door de woorden van de ambtenaar!
Afdeling op 12 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1937
De rechtbank heeft het beroep op het vertrouwensbeginsel terecht verworpen, omdat uit de uitlatingen niet kan worden afgeleid dat appellante concreet en ondubbelzinnig is toegezegd dat de aanvragen van de vergunning zouden worden ingewilligd. Niet in geschil is dat hij tijdens het oriënterend voorgesprek heeft laten weten dat hij geen belemmeringen zag voor verlening. Dit kan echter niet als concrete en ondubbelzinnige toezegging worden aangemerkt. Alleen al om die reden kon appellante niet de gerechtvaardigde verwachting hebben dat het college de aanvraag zou inwilligen.
Afdeling op 6 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1867
Tot slot kunnen ook uit de e-mail van een senior medewerker bouwvergunningen van de gemeente van 5 juli 2018 en het besluit van 17 juli 2018 tot verlening van de omgevingsvergunning voor het plaatsen van het afvoerkanaal en de installaties geen concrete toezeggingen worden afgeleid dat de omgevingsvergunning verleend zou worden. In de e-mail, die een puntsgewijze opsomming bevat van een telefoongesprek met de gemachtigde van appellante, staat het volgende vermeld: “In het kader van het overgangsrecht hebben wij het standpunt ingenomen dat dit geen belemmering vormt voor de verlening”. Hiermee heeft het college geen uitlating en/of toezegging gedaan dat omgevingsvergunning voor het plaatsen van een afvoerkanaal en installaties ten behoeve van horeca zal worden verleend. De omstandigheid dat het college in eerste instantie bereid was om medewerking aan het plan van appellante te verlenen kan verder niet worden aangemerkt als een toezegging in bovenbedoelde zin.
Vragen? Neem gerust contact op en bel +31 (0)85 401 91 47 of mail naar robert@wanninkadvocatuur.nl